Chávez, oorlogsstoker? Een antwoord op medialeugens

Geschreven door door Patrick Hens (Handen Af van Venezuela – www.handenafvanvenezuela.org)
woensdag 18 november 2009
Toen we "Aló Presidente" van zondag 8 november bekeken, wisten we al dat de westerse pers opnieuw op zijn achterste poten zou gaan staan. Dit ging men gretig aanwenden om Chávez opnieuw in een slecht daglicht te stellen, hem te beschuldigen van provocatie, oorlogszucht en dergelijke.

En ja hoor, de dag nadien was het al zover. De kranten blokletterden: "Venezuela dreigt met oorlog", "Chávez bereidt zich opnieuw voor op oorlog", en meer fraaie omschrijvingen. Op de radio werd hij opnieuw omschreven als een gevaarlijke gek.

We willen even de puntjes op de i zetten wat betreft de militaire basissen in Colombia. Het is duidelijk dat niet Venezuela, maar wel de VS en hun lakei, Colombia, de agressoren zijn. De nieuwe basissen in Colombia zijn een rechtstreekse, militaire bedreiging voor de soevereiniteit van de omliggende landen. Het overgrote merendeel van de Latijns-Amerikaanse landen is het daarover eens. Dat ze zouden dienen om de drugshandel en de FARC te bestrijden is een drogreden. Al jaren is de VS militair aanwezig in Colombia, en dit heeft niet geholpen om de drugstrafiek aan banden te leggen, noch heeft het de FARC verzwakt. En waarom niet? Omdat men daar nooit echt mee bezig geweest is, het is slechts een rookgordijn om de echte reden achter de aanwezigheid te verdoezelen: de controle over de natuurlijke rijkdommen en economie van Latijns-Amerika, met het oog op zelfverrijking. Een artikel dat de echte bedoelingen van het akkoord verhult, vindt u hier: http://www.granma.cu/ingles/2009/noviembre/lun9/US-Colombia.html

Als er dan al sprake is van militaire escalatie, dan is die niet begonnen op die bewuste zondag, tijdens de toespraak van Chávez, maar wel bij de ondertekening van het nieuwe akkoord tussen de VS en Colombia. Een akkoord dat trouwens tegenstrijdig is met de Colombiaanse grondwet, omdat het het internationaal recht op soevereiniteit niet respecteert.

De geschiedenis heeft ons geleerd dat de inmenging van de VS in Latijns-Amerika, en in de rest van de wereld, niet vredelievend is, maar steeds gepaard gaat met militair geweld. Een opsomming van landen is hier niet nodig, het zijn er te veel. Venezuela zelf is al vaak het slachtoffer geweest. Vergeet niet dat er VS-oorlogsbodems klaar lagen in de wateren bij Caracas tijdens de staatsgreep van 2002. Deze ging gepaard met het willekeurig neerschieten van onschuldige mensen op straat door sluipschutters, om dan de schuld bij Chávez te leggen. Ondertussen is gebleken en bewezen dat het allemaal behoorde tot een plan, opgezet door de CIA. Nog steeds worden dagelijks Chávez-gezinde boeren op het platteland vermoord door militietroepen van de rijke, maar niet meer heersende, klasse, gesteund door de VS. Verschillende pogingen om Chávez zelf te vermoorden, werden verijdeld. Ook hier hebben de VS een hand in. Een ander recent voorbeeld van gebruik van geweld vanwege de VS om Latijns-Amerika opnieuw onder controle te krijgen, is Honduras.

Daarom is het niet meer dan normaal dat een president, die zijn land bedreigd ziet door militaire acties of akkoorden vanwege gewelddadige agressoren, zijn volk waarschuwt. Zijn vrees voor oorlog is volledig terecht, en hij heeft de plicht zijn land te beschermen en voor te bereiden. Chávez is niet fijn gebekt, hij doet dat op zijn manier, maar hij handelt wel correct. Zijn toespraak in "Aló Presidente" was er geen om een oorlog te starten, maar om er een te voorkomen. Hij wil bereiken dat de VS twee keer nadenken, voor ze verder gaan met de systematische, gewelddadige herovering van de controle over Latijns-Amerika. En daar slaagt hij ook in.

Een van de reacties in de media was wel heel "opvallend". Namelijk het interview met An Vranckx op Radio 1 (zie http://www.radio1.be/programmas/feiten-en-fillet/trekt-venezuela-ten-strijde ). Deze getuigde van weinig kennis over de toestand in Latijns-Amerika, en we vinden het nodig de leugens van Vranckx te weerleggen:

Op de vraag van de presentator of Chávez bedoelt dat het volk moet gaan hamsteren, antwoordt Vranckx in een minachtende, lachende toon: "Dat kan niet, want er staat al lang niets meer in de winkelrekken".

Waar Vranckx hier naar verwijst, zijn de problemen die er geweest zijn door een kunstmatige voedselschaarste, meer dan een jaar geleden. Kunstmatig omdat ze veroorzaakt werd door privébedrijven met het oog op destabilisering van de regering. Ondertussen heeft de regering maatregelen getroffen, zijn er voedselbedrijven genationaliseerd met de steun van het betrokken personeel en de gemeenschappen. Dit heeft de schaarste teruggedrongen. Het parallelle netwerk van voedselvoorziening via de Mercal en PDVAL winkels heeft hier ook toe bijgedragen. Indien er vandaag nog schaarste is van sommige producten, dan is dit volledig te wijten aan de koppige economische sabotage van de voedselindustrie. De levensstandaard en ontwikkelingsindex in Venezuela is een van de hoogste in Latijns-Amerika en blijft stijgen, onder Chávez. Zie bijvoorbeeld dit artikel geplukt uit het oppositiedagblad El Universal (Engelse versie): http://english.eluniversal.com/2009/10/05/en_pol_art_venezuela-moves-up-i_05A2844251.shtml
Vranckx beweert dat Chávez niet alleen het leger, maar ook het volk, de vrouwen, de studenten in de oorlog wil betrekken. Deze worden getraind in burgermilities. Ze heeft zelfs foto's gezien, jawel, van vrouwen in babydoll die met een FAL in de hand door het slijk kruipen.

Wat Chávez zei, is dat het leger moet helpen het volk voor te bereiden op een eventuele oorlog. En terecht, er is een oorlogsdreiging, het volk moet weten waar het dan voor staat, wat het kan doen om zich te beschermen. Hiervoor werd al een paar jaar terug de 'reserva' opgericht. Burgers worden op deze manier onder de leiding van het leger tijdens het weekeinde opgeleid. Het opzet bestaat er uit een groot gedeelte van de bevolking militair voor te bereiden op een eventuele inval. De 'reserva' vindt men terug in de wijken, in de bedrijven, op de universiteit enz. Volgens ons is dit initiatief volledig gerechtvaardigd. Mochten de Europese regeringen hetzelfde hebben gedaan voor de Tweede Wereldoorlog, dan zou de bezetting door Nazi-Duitsland veel korter geweest zijn of zelfs onmogelijk. Dit zijn echter geen 'milities' zoals An Vranckx beweert. Haar gevoel voor fantasie wordt duidelijk wanneer ze het heeft over met slijk besmeurde en met FAL bewapende vrouwen in babydoll. Graag hadden we de foto gezien.

Vranckx meent te weten dat de reactie van Chávez niet meer is dan een "discursief rookgordijn" om de aandacht weg te trekken van de "echte problemen", die hij niet onder controle zou hebben. Zoals energievoorziening, watervoorziening en de mislukking van sociale projecten.

"Discursief rookgordijn": aan woordenschat ontbreekt het haar niet. Zelfs de presentator had even moeite zijn lach in te houden.
Wie hier echt een rookgordijn optrekken, zijn de VS en Colombia, dat hebben we hierboven al beschreven.
Energieproblemen zijn er geweest, zoals in elk (Latijns-Amerikaans) land. Venezuela trekt voornamelijk energie uit waterkracht, en als het een lange tijd niet regent, kan dat voor problemen zorgen. Eén van de andere oorzaken is sabotage van de installaties door privé-energieleveranciers, om de welgekende redenen. In het management van de overheidsbedrijven, die instaan voor de elektriciteitslevering, saboteert een rechtse bureaucratie nog steeds de normale werking. De vakbonden eisen er terecht een grotere inspraak voor het personeel. Arbeiderscontrole over de sector samen met de gemeenschappen. Ondertussen heeft het geregend en zijn veel van de problemen opgelost. Bovendien maakt men er werk van om problemen in de toekomst te vermijden, onder andere door sabotage te voorkomen, sensibilisering van het volk met betrekking tot energiegebruik, en gedeeltelijke overgang naar kernenergie. Dat wordt weer een flinke kluif voor de VS en de pers: kerncentrales in Venezuela. We zien de wolk al hangen. En neen: de regengoden heeft hij nog niet aanbeden.
Droge periodes zorgen vanzelfsprekend ook voor watertekort. In de hele wereld, en ook in Venezuela. Het is dan de plicht van de regering het volk aan te zetten tot minder waterverbruik. Dat heeft Chávez gedaan. Ook in België doet men dat. In de media wordt dit dan kluchtig " Chávez zet limiet voor zingen onder de douche" (De Morgen 22 oktober 2009).
Wat de sociale projecten betreft: de meeste zijn geslaagd in hun opzet, vooral wat betreft onderwijs en medische zorg. De cijfers bewijzen het, en bovendien hebben we het zelf kunnen vaststellen. De Wereldbank, die we bezwaarlijk van linkse sympathieën kunnen verdenken, gaf onlangs toe dat "Venezuela substantiële verbeteringen heeft bekomen in de strijd tegen de armoede". Zonder verder in detail te treden, kunnen we zeggen dat Venezuela enorm geëvolueerd is onder Chávez.

Tot slot vindt Vranckx nog dat Colombia de "provocaties" op een "lovenswaardige" manier te lijf gaat. Ze blijven kalm en klagen het gedrag van Chávez aan bij de OAS en de VN.

In zo goed als heel Latijns-Amerika wordt Colombia, een van de laatste bastions van de VS daar, aangezien als een reëel gevaar voor de soevereiniteit van de volkeren. Zij zijn de auteurs van de nieuwe militaire escalatie. Niet enkel in Colombia, maar ook in Honduras. Zelfs de OAS, gedomineerd door de VS en oorzaak van veel leed in Latijns-Amerika, koos in de Honduras-crisis voorzichtig partij voor de progressieve landen, evenals de VN. Ik ben benieuwd voor wie ze partij kiezen, als Colombia op een "lovenswaardige" manier Chávez aanklaagt.
Wat wij steunen en aanmoedigen in Venezuela is de beweging richting socialisme die voor de massa's tastbare verbeteringen van de levensstandaard oplevert en, voor het eerst in de geschiedenis van het land, hen betrekt bij beslissingen. Perfect is het niet, en wij zullen zeker niet elke actie of uitspraak van Chávez steunen. Zijn verdienste is echter wel dat hij miljoenen mensen inspireert, aanmoedigt en concreet organiseert om zich te verzetten tegen imperialistische en kapitalistische agressie en uitbuiting. Latijns-Amerika maakt mede door toedoen van Chávez en de bolivariaanse beweging een heropleving van sociale strijd mee. Een andere, socialistische, wereld is mogelijk, dat is net wat Washington, de CIA en mevrouw Vranckx te allen prijze willen voorkomen.

Tot slot willen we ook nog even vermelden dat enkele kritische vragen, vanwege de Radio 1 presentator, op de onzin die Vranckx uitkraamde, niet hadden misstaan.

Er waait een frisse, progressieve wind in Latijns-Amerika, mede dankzij Chávez. Uiteraard zit de VS daarmee verveeld, want ze zien hun controle over de olie en hun inkomsten verdwijnen. Die gaan nu naar het volk van Bolívar, via sociale projecten en investeringen. Leugens van Vranckx of van de westerse media zullen dit niet kunnen tegenhouden. Wel heeft de Belgische bevolking recht op de waarheid, een correcte berichtgeving, zeker als deze gefinancierd wordt met belastingsgeld, zoals in het geval van Radio 1. En daar schort het nog steeds.

Vonk

Manufacturing a Terror Threat in Latin America

Written by Cyril Mychalejko
Thursday, 12 November 2009

Rep. Eliot Engel (D-NY)
Latin America may soon become the next front in Washington's so-called "War on Terror."

Rep. Eliot Engel (D-NY) , Chairman of the House Foreign Affairs Subcommittee on the Western Hemisphere, held a hearing on Oct. 27 to investigate his "serious concerns about expanded Iranian influence in the region.” Engel believes Iran's diplomatic and commercial relations with a number of Latin American countries is a threat to the region's, and more importantly the U.S.´s security and stability.

Testimony heard at the hearing repeatedly singled out Ecuador, Venezuela, Bolivia, Nicaragua, and to a lesser extent Brazil.

Despite Iran not having any military presence in the region, Norman A. Bailey, former head of intelligence for Cuba and Venezuela under the Bush Administration, told members of Congress that, “It is becoming increasingly clear that one of the principal motivations of all this activity [by Iran] is to be able to retaliate against the United States if it is attacked.”

Eric Farnsworth, Vice President of the Council of Americas, said he believes that Iran may be looking for uranium, possibly in Venezuela. But Time Magazine reported in an Oct. 8 article that "experts say it's hardly certain Venezuela even has much, if any, uranium to provide Iran or anyone else." Farnsworth also claimed Iran's improved diplomatic relations with countries in Latin America is a boon for its intelligence capabilities.

Dina Siegel Vann, another "expert" who testified at the hearing, cited a U.S. State Department Terrorism report published in April that stated the Tri Border Area of Paraguay, Argentina and Brazil is a hub for Hezbollah and Hamas sympathizers-something that has been widely disputed. Vann, Director of the Latino and Latin American Institute at the American Jewish Committee noted that the report also cited Bolivia as a possible site for terrorist activity.

"Concerted and decisive action is needed to closely monitor the activity of Iran and the groups it subsidizes, to correctly assess their potential for mischief, and to establish mechanisms to prevent potentially dangerous scenarios," said Vann.

Coincidentally, these attempts to designate parts of Latin America as potential threats and conduits of terror attacks are in countries that have democratically elected left and center-left governments. And all of this comes as Washington's controversial military base deal with Colombia awaits approval.

Garry Leech, editor of Colombia Journal, noted on Nov. 6 that "nowhere in the agreement does it actually state that U.S. military operations launched from the Colombian bases are to be restricted to Colombia," contrary to claims made by both the Obama and Uribe administrations. Furthermore, the text of the agreement states that Colombia's Palenquero Air Base “provides an opportunity for conducting full spectrum operations throughout South America.”

The deal also gives diplomatic immunity to US military personnel and private defense contractors.

Cyril Mychalejko is an editor at www.UpsideDownWorld.org, an online magazine covering politics and activism in Latin America. He also serves on the board of the Canary Institute.

El fiscal de Pinochet al banquillo de los acusados en el Tribunal de Roma

por Carlos López Fuentes, Hector Zavala Leiva (Francia)
(Piensa Chile)15 DE NOVIEMBRE DE 2009
“Los muertos dependen completamente de nuestra fidelidad”
Vladimir Jankelevitch, filósofo francés.

El 18 del presente mes, se abrirá el juicio en el Tribunal de Roma, del ex fiscal militar de Pinochet, Alfonso Podlech. El fiscal militar de los Consejos de Guerra de Temuco (1973, 1974,1975…) está acusado del rapto y desaparición de Omar Venturelli, ocurrida el 4 de Octubre de 1973, desde la cárcel de la capital de la Araucanía.

El nombre de Podlech, desde la caída de Pinochet en las redes de la Justicia Internacional (en 1998), ha sido registrado en los Tribunales de Justicia de, al menos tres países Europeos: Italia, España y Francia, dónde se le acusa de torturas, ejecuciones, secuestros y crímenes de lesa humanidad. Además del Tribunal de Roma, aparece en Madrid en las querellas por torturas interpuestas por los ex presos políticos de la cárcel de Temuco y en París en la querella de la familia del caso de Etienne Pesle, por secuestro. Vale la pena destacar que dos querellas más fueron presentadas en la Justicia Italiana y son los casos del Dr. Hernán Henríquez y Jécar Neghme.

El viaje turístico de Alfonso Podlech se asemeja mucho al que hizo el dictador Pinochet y que le costó 503 días de arresto domiciliario en Londres, salvado de justeza de la extradición a España, gracias al rescate organizado por el gobierno de la Concertación y los militares; cuya misión fue: “salvar el soldado Pinochet” ( esfuerzos mancomunados respectando los « pactos secretos »). Pero para el ex Mayor del Ejército y Fiscal Militar Letrado de Cautín, las cosas han ido mucho más lejos aún. Detenido el 27 de Julio de 2008, en Madrid y encarcelado por orden del juez Baltasar Garzón; fue extraditado, el 13 de Agosto del mismo año e internado en la prisión de Roma, dónde lo esperaba el fiscal Giancarlo Capaldo.

A un año y cuatro meses de su detención, deberá ahora enfrentar por la primera vez la Justicia Internacional, con una gran probabilidad que reciba una condena ejemplar. Quizás la pena máxima, de cadena perpetua, según el abogado de la viuda de Omar Venturelli, Sr. Maniga. La brecha que dejó abierta la detención de Pinochet, en la Justicia Internacional, se ha seguido agrandando y ello continuará mucho más todavía, en la medida de que en Chile continúe vigente la impunidad que, con su grueso manto, protege a tantos criminales, torturadores y violadores de los Derechos Humanos. La ley de auto-amnistía que Pinochet impuso en abril de 1978 sigue en vigor. Hoy la parodia de justicia en Chile permite a la Corte Suprema de dejar en libertad a los torturadores de la Academia de Guerra Aérea (AGA). Recinto en el cual fueron torturados muchos presos políticos civiles o militares anti golpistas, incluido el General Bachelet padre de la actual Presidenta (ver artículo del 25-10-2009 en lanacion.cl).

Chile aparece hoy día como la oveja negra, en lo que respecta la aplicación de la justicia contra los torturadores. No tan solo no se juzgó al dictador Pinochet que murió en la cama como Franco, sino que le rindieron pomposos homenajes en su funeral. En el cual participaron: las Fuerzas Armadas, la Iglesia Católica y una buena parte de la clase política. Incluso el Gobierno de la Concertación envió sus ministros al funeral. Tremendo contraste con otros países Latinoamericanos como: Argentina, Perú o Uruguay quienes han condenado en sus tribunales sus respectivos dictadores y parte de los responsables de los crímenes de lesa humanidad. El « dictador presidente » Fujimori fue condenado a 25 años de cárcel (diario “El País”08-04-2009); los dictadores argentinos Videla y recientemente Bignone, comparecen de nuevo ante los tribunales (ver “El País del 03-11-2009). En Uruguay el dictador Álvarez fue también recientemente condenado a 25 años de prisión. Por otra parte en Europa (España, Francia, Italia…) la Justicia Internacional continua avanzando en los juicios contra todos los criminales relacionados con violaciones de Derechos Humanos. Por el contrario, en Chile, la justicia sigue retrocediendo y para colmo de la impunidad, los miembros de la DINA siguen integrados en las Instituciones Armadas y ganando suculentos sueldos, pagados con los impuestos de todos los chilenos (ver diario La Nación del Domingo 30-08-2009).

Podlech originario de la zona de la Araucanía, forma parte de las familias de terratenientes y latifundistas. Sectores que en el período de la Unidad Popular del Presidente Salvador Allende (1970-1973), se opusieron frontalmente a la ley de Reforma Agraria, ilegalmente y muchas veces con las armas en la mano, a través de los grupos de Patria y Libertad o de los “Comandos Rolando Matus” (ultra-derecha armada, bien implantada y organizada en la región de « La Frontera »). Grupúsculos que en la zona sur complotaron con los uniformadores, en la preparación del golpe de Estado, para enseguida pasar a integrar los « escuadrones de la muerte » o los equipos de torturadores. Dos elementos caracterizan el contexto de la Araucanía, del período de la UP. De una parte un movimiento social en alza con una fuerte participación campesina y Mapuche. Y de otra parte la oposición radical y extralegal, canalizada por Patria y Libertad. Ya antes del golpe, los campesinos de la costa de Cautín habían sufrido una brutal represión, por parte del Ejército y la FACH. El « caso Nehuentúe » tuvo como consecuencia la detención de una veintena de campesinos, en su mayoría Mapuches, acusados de ser “guerrilleros” y que fueron torturados y encarcelados el 30 de Agosto (ver revista « Chile Hoy » 7 de septiembre de 1973). Esta ola represiva, previa al golpe, anunciaba el preludio del terrorismo de Estado que se generalizó. Como bien lo resume Jeremías Levinao la represión: « fue masificada contra el pueblo Mapuche por haber participado, de una manera destacada, en la profundización de la Reforma Agraria ». Según este dirigente campesino Mapuche, quien fue a declarar a Italia contra Podlech, la represión que vivieron los Mapuches « fue una sangrienta venganza de los latifundistas » (ver entrevista de Levinao, hecha en Roma por Annalisa Melandri, en « rebelión.org »)

El mismo día del golpe de Estado, Podlech empezó a vestir el uniforme, verde oliva, del Ejército. Se puso inmediatamente a la cabeza de la represión, asumiendo la función de Fiscal Militar y enseguida como responsable máximo de la Fiscalía Militar Letrada de Cautín que funcionaba al interior del Regimiento Tucapel. El fiscal militar de Temuco, desde el primer día del golpe, con un gran odio vengativo, inició una especie de « Cruzada » (primera prioridad fueron los “marxistas ateos”) contra el conjunto de las organizaciones sociales y partidos de izquierda que se habían comprometido en el proceso de cambios de la sociedad chilena. Proceso conocido a nivel mundial, como la « vía chilena al socialismo ». Podlech con su función de fiscal militar pasó a convertirse en el « Sr. de la vida o de la muerte », con su compinche Nelson Ubilla, capitán del Servicio de Inteligencia Militar (SIM), experto en tortura. El terror que sembraron ambos siniestros personajes tuvo un efecto inmediato. A solo seis días del golpe, el 17 de septiembre, aparece el Bando Militar N°30 que anunciaba lo que el aparato represivo, había comenzado a hacer. Este indicaba que: « por cada inocente que caiga serán ajusticiados diez elementos marxistas indeseables ». Esto muestra claramente los bárbaros métodos represivos, calcados directamente del nazismo.

No cayó ningún inocente, entiéndase militar, pero el balance negro de los 10 años en que Podlech ocupó su cargo de fiscal y jefe supremo de la Fiscalía Militar, dejó como saldo de la inmensa masacre y de la cacería humana: miles de presos políticos internados en la cárcel y el Regimiento, la gran mayoría torturados; centenares de ejecutados y desaparecidos y muchas víctimas más que fueron enviadas al exilio forzado. Podlech a partir de febrero de 1983 renunció a su cargo militar y decidió disfrazarse. De lobo feroz y bestia inmunda del fascismo de Pinochet pasó a ponerse una piel de cordero. Gracias a este nuevo disfraz pudo convertirse en: abogado, profesor universitario, empresario turístico y miembro del Tribunal Electoral. A fin de cuentas una especie « de noble » muy respectado en Temuco. Pinochet también se había transformado en “senador vitalicio”.

La soberbia, la prepotencia, el delirio de grandeza y el hecho haber vivido durante largo tiempo, como intocable, sin que « jamás haya sido procesado ni condenado por delito alguno en Chile », llevó al fiscal de Pinochet a salir de Chile, en viaje turístico. Viaje que fue truncado y que terminó bruscamente, el 27 Julio de 2008, cuando fue arrestado en Madrid por orden del juez Garzón, el mismo que había esperado en vano en la Audiencia Nacional, al dictador Pinochet. El ex fiscal militar había caído en las mismas redes de la Justicia Internacional que 10 años atrás habían atrapado al mundialmente conocido « dictador de las gafas negras ». La sorpresa que se llevó Podlech, cuando fue bajado de fuerza del avión, en el aeropuerto de Madrid, por los funcionarios de Interpol, tiene que haber sido muy grande (una especie de terremoto en Temuco). Pero mucho más sorprendido quedará el criminal, este 18 de noviembre, cuando deba sentarse en el banquillo de los acusados del Tribunal de la Justicia en Roma. Frente a él tendrá al Fiscal Giancarlo Capaldo, quien como Fiscal acusador le leerá los cargos de los cuales se le acusa. También en la sala estarán los jueces que dictarán sentencias, como igualmente las víctimas que asistirán a ese momento histórico tan importante para ellas. La espera para estas últimas ha sido tremendamente larga, más de tres décadas. Será en este momento solemne que podrán recuperar una parte de la dignidad perdida, al ser escuchadas y respetadas, sin olvidar que hay que esperar el final del juicio, para conocer la sentencia. Es probable, se podría imaginar, que los familiares de los desaparecidos, los ex presos políticos y el conjunto de las víctimas, podrían encontrar un cierto consuelo y que la enorme carga que llevan a sus espaldas , durante la larga y dolorosa lucha dada contra la impunidad, se les hará un poco menos pesada…

Aunque en Chile muchos quieran o quisieran olvidar el pasado, por diferentes razones, el pasado de los años de plomo de la dictadura chilena seguirá penando. Es un « pasado que no pasa ». Y como bien lo dicen los versos del poeta Antonio Machado, (poeta del exilio republicano Español): « Todo pasa y todo queda… ». La Memoria es más fuerte que el olvido, ella forma parte de la identidad del individuo y en su forma Colectiva representa el alma de una nación.

El fiscal de Pinochet, Alfonso Podech, debería haber leído, antes de tomar el avión para viajar a Europa, al escritor alemán que ha reflexionado mucho sobre el pasado nazi de su país, Günter Grass que dice: « olvidar es un error; el pasado siempre nos atrapa ».El juicio del ex fiscal militar, Alfonso Podlech, marcará y abrirá una nueva etapa en la larga lucha que han llevado todos los defensores de los Derechos Humanos en Chile y en el extranjero. La Memoria es el mejor antídoto contra la impunidad.

Carlos López Fuentes, ex preso político de Temuco.
París, Noviembre de 2009.

Collectif pour les Droits de l’Homme (France) – ddh_chili_fr@hotmail.com

Hacia la reconstrucción de la nación mapuche

Cansadas de esperar la lenta transferencia de tierras del Estado y el siempre problemático reconocimiento de sus derechos, decenas de comunidades mapuche han iniciado un proceso de movilizaciones que está siendo respondido con extrema dureza por el Estado de Chile.

por Raúl Zibechi
CETRI 13 de noviembre de 2009

Miles de mapuche llegaron al mediodía del 22 de octubre hasta la Intendencia Regional en Temuco (capital de la Araucanía, 700 kilómetros al sur de Santiago) para rechazar la violencia de Carabineros que disparan perdigones contra niños. "Tras llegar hasta el centro de la ciudad, un grupo de niños mapuche de comunidades de Ercilla, abrió un saco que contenía restos de más de 200 bombas lacrimógenas, cartuchos y casquillos de balas policiales, según el periódico Azkintuwe" [1].

La manifestación, convocada por la Alianza Territorial Mapuche, tenía por objetivo desmentir a las autoridades que han afirmado que no existen casos de niños heridos por la intervención de carabineros en la zona. El lonko (autoridad mapuche) Juan Catrillanca, señaló que en un allanamiento, siete de los niños de la escuela resultaron heridos con perdigones y por eso encabezaron esta marcha, vigilada por un fuerte contingente de carabineros.

"No le tenemos miedo al Estado chileno y su violencia, nuestro camino avanza hacia la liberación nacional mapuche. Sabemos que seguiremos resistiendo en nuestras comunidades", dijo a la multitud el werken (consejero) de la Alianza, Mijael Carbone.

"Aquí estamos todos, aquí están los niños heridos, todos pueden verlos, aquí está mi hijo Pablo con un ojo menos, están las madres de los bebes que fueron gaseados hace una semana en Temucuicui, está Carlos Curinao, golpeado brutalmente por la policía el mismo día, todos sin atención médica suficiente. Hemos venido pacíficamente a exigir respeto una vez más", señaló Catrillanca [2].

Pese a que las autoridades lo niegan, tanto la iglesia católica como organismos internacionales confirmaron que hubo niños heridos con balines. Gary Stahl, representante de UNICEF en Chile fue muy claro: "Para que no haya otra generación de chilenos marcada por la violencia, tenemos que saber qué ha pasado, y buscar una solución para que esto no vuelva a pasar en el futuro" [3]. El día 5 de octubre un niño de 14 años de la comunidad Rofué, fue baleado, detenido, subido a un helicóptero, golpeado, amarrado y amenazado por los carabineros con lanzarlo a tierra si no daba nombres de las personas que a esa hora participaban de la toma del fundo Santa Lucía [4].

Organismos de derechos humanos constataron decenas de casos, en los dos últimos años, en los que menores son baleados con perdigones y golpeados por el cuerpo de carabineros, la policía militarizada chilena. "Hasta el momento no hemos visto ninguna investigación imparcial para saber qué ha pasado", agregó Stahl luego de exigir al gobierno de Michelle Bachelet, en nombre de Unicef, que tome medidas para asegurar la protección de los niños mapuche [5]. La indignación desbordó las barreras étnicas esa semana, cuando el Ministerio del Interior acusó a los padres mapuche de usar a sus hijos como "escudos" en las tomas de tierras, lo que provocó una ola de indignación que recorrió el país de sur a norte.

Tierra y pobreza en la Araucanía

La pobreza en Chile alcanza al 22,7% de la población pero entre los indígenas llega al 35,6%. Las familias indígenas reciben casi la mitad de ingresos que las no indígenas. La escolarización de los no indígenas está 2,2 años por debajo del promedio nacional que es de 9,5 años y sólo el 3% de la población rural mapuche de 15 años tiene alguna educación pos-secundaria. Sólo el 41% de las viviendas indígenas tienen alcantarillado y el 65% electricidad. La mortalidad infantil en algunos municipios indígenas supera en 50% a la media nacional [6].

El índice de desarrollo humano de la población mapuche es inferior al de la población no indígena (0,642 frente a 0,736). El más bajo del país se encuentra en las áreas rurales de la Araucanía (el territorio mapuche al sur del Bio Bio), siendo de 0,549, pero el de la mujer mapuche rural es más bajo aún, de 0,513. Además de pobres son discriminados, de modo "casi total en los medios de comunicación, en particular la televisión" [7]. Los mapuche no tienen representación en el parlamento.

Sin embargo, el Estado ha encarado una activa política a favor de los pueblos indígenas y del pueblo mapuche en particular. La Corporación Nacional de Desarrollo Indígena (CONADI) a través de su Fondo de Tierras y Aguas Indígenas, ha traspasado desde 1994, unas 200 mil hectáreas a los mapuche que han favorecido a más de 10 mil familias. La cifra es insuficiente ya que se estima que harían falta otras 200 mil hectáreas más. Además, muchas se titulan de forma individual y no comunal, el proceso es muy lento, deja fuera a muchas comunidades y no existen programas de apoyo [8].

Entre los mapuche hay quejas porque ninguno de los programas oficiales es consultado con las comunidades. Un balance de las políticas estatales, permitió en 2003 al relator especial de Naciones Unidas para los Derechos Indígenas, Rodolfo Stavenhagen, concluir que "a pesar de haberse producido importantes avances durante los últimos diez años, estos continúan viviendo una situación de marginación y negación que los mantiene apartados significativamente del resto del país" [9].

La situación se ve agravada por la impresionante expansión forestal que vive el sur de Chile desde hace tres décadas. En 1960 cada familia mapuche tenía un promedio de 9,2 hectáreas aunque el Estado sostenía que necesitaban 50 hectáreas para vivir dignamente. Entre 1979 y 1986 a cada familia le correspondían 5,3 hectáreas, superficie que en la actualidad se reduce a sólo 3 hectáreas de tierra por familia. Bajo la dictadura los mapuche perdieron 200 de las 300 mil hectáreas que aún conservaban. El avance de las forestales y las hidroeléctricas sobre sus tierras, provocan un aumento exponencial de la pobreza y la emigración.

Actualmente hay dos millones de hectáreas de monocultivo forestal en la Araucanía en manos de tres grandes empresas. El conjunto de las tierras mapuche no llega a 500 mil hectáreas, donde viven unos 250 mil comuneros en unas dos mil reservas que son islotes en un mar de pinos y eucaliptos. "El 70% de las entidades territoriales mapuche son directamente afectadas por el impacto ambiental producto de la penetración de las empresas forestales", que alteran el ecosistema, ya que "el bosque artificial seca sus esteros y pozos, los aísla geográficamente y contamina el suelo," según el investigador Juan Calbucura [10].

Los niños en el centro del conflicto

Sobre ese escenario se desarrolla una constante pugna de las comunidades para recuperar sus tierras ancestrales que les pertenecieron hasta hace apenas dos o tres décadas. Esa lucha choca con las grandes empresas forestales y con el Estado chileno que las apoya. El resultado es una creciente militarización de las comunidades más activas. Este año se registró un importante crecimiento del activismo mapuche.

En julio un centenar de delegados de comunidades entregaron una carta a la presidenta Bachelet que se interpretó como el inicio de un vasto proceso de recuperación de tierras. En agosto fue muerto el dirigente mapuche Jaime Facundo Mendoza mientras el Grupo de Operaciones Especiales desocupaba un predio que habían tomado decenas de familias en la zona de Ercilla. El funeral fue impresionante: duró cuatro días y acudieron miles de comuneros de toda la Araucanía, en especial comunidades de la recién creada Alianza Territorial Mapuche, nueva organización que agrupa entre 60 y 120 comunidades.

Pero acudieron también otros grupos, como el Consejo de Todas las Tierras que ganó protagonismo en la década de 1990, y la más radical Coordinadora Arauco Malleco, creada en 1998, que recientemente declaró la guerra al Estado de Chile. Pero, sobre todo, estuvieron decenas de asociaciones culturales, autoridades tradicionales, hogares de estudiantes universitarios y el Partido Nacionalista Mapuche Wallmapuwen.

El 12 de octubre se manifestaron en Santiago unas diez mil personas convocadas por Meli Wixan Mapu, organización mapuche urbana, a la que acudieron un amplio espectro de grupos indígenas y sociales, en la mayor manifestación de los últimos años en el país. Signo de los tiempos y del prestigio de la lucha mapuche, ahí estaba la Garra Blanca, la hinchada del Colo Colo haciendo flamear sus banderas en la Alameda, junto a banderas mapuche y pancartas alusivas al conflicto y denunciando los festejos oficiales del bicentenario de la independencia [11].

Esta es una de las características más destacadas del tramo actual del conflicto mapuche: la creciente participación de winkas (blancos), en solidaridad ante la represión estatal que utiliza métodos y leyes del pinochetismo, como la Ley Antiterrorista. En Chile se debate si corresponde aplicar esa legislación a acciones que violentan bienes (camiones, predios forestados, etc.) pero no atentan contra personas.

Casi medio centenar de presos mapuche puebla las cárceles, porque el Estado responde a las ocupaciones de tierras con represalias masivas contra comunidades enteras. Varios niños fueron golpeados juntos a sus madres el día 16, como sucede cada vez que Carabineros entra a comunidades de la comuna de Ercilla y disparan indiscriminadamente. Ese día llegaron hasta la escuela de Temucuicui y comenzaron a disparar balines, dejando doce heridos y 30 asfixiados, la mayoría niños [12]. Esa acción le valió al gobierno una reprimenda de la Federación Internacional de Derechos Humanos, que se suma a las recomendaciones del Comité Contra la Tortura de las Naciones Unidas, emitida en mayo pasado, para que las fuerzas de seguridad cesen el maltrato al pueblo mapuche [13].

Convenio 169: ¿un paso adelante?

En setiembre entró en vigor el convenio 169 de la OIT que reconoce los derechos colectivos de los pueblos indígenas. Chile fue el último país de Sudamérica en los que viven indígenas en aprobar esta legislación, con 20 años de retraso. Llama la atención que los gobiernos de la Concertación Democrática siempre fueron remisos a adoptar una legislación que fue aprobada ya en 1991 en Bolivia y Colombia, pese a que tenían en ese momento gobierno conservadores.

Bartolomé Clavero, jurista e historiador español que es miembro del Foro Permanente de Naciones Unidas para las Cuestiones Indígenas, sostiene en una reciente artículo que el mismo día que entró en vigor el Convenio 169, "el gobierno publica, sin la debida consulta ni por tanto el consentimiento por parte indígena, el Reglamento que regula la consulta y la participación de los pueblos indígenas. Lo hace precisamente, a la vista de su contenido, para reservarse mecanismos de control de futuras consultas" [14].

Clavero asegura que el actual Relator Especial de Naciones Unidas, James Anaya, mantuvo un extenso diálogo con el gobierno advirtiendo que el reglamento del Convenio 169 debía ser consultado con los pueblos indígenas. Y agrega: "La del Reglamento del Convenio no es la primera prueba de mala fe que el primero, el Gobierno de Chile, hace impasiblemente gala en sus relaciones con mecanismos internacionales de derechos humanos por cuanto interesa a los pueblos indígenas".

En su opinión, el gobierno busca "una reforma constitucional para reconocer a los pueblos indígenas sin el reconocimiento de sus derechos". Por eso habla de "mala fe", ya que se reconoce algo formalmente para negarlo por la vía de los hechos. Concluye: "La mala fe juega en efecto a dos bandas, contra los pueblos indígenas y frente a instituciones internacionales de derechos humanos". En su informe posterior a la visita a Chile, el Relator Especial James Anaya encuentra "un nivel significativo de desconfianza, descontento y hasta rechazo de los planes, programas y políticas del Gobierno de parte de los pueblos indígenas", que atribuye a las erradas políticas oficiales [15]

Si este es el lenguaje que utilizan prestigiosos juristas internacionales, puede imaginarse lo que sienten los activistas mapuche, cuando comprueban que se pretenden reconocer los aportes de los pueblos originarios en la creación de la nación chilena, pero se niega que esos pueblos sean sujetos de derechos. "La ola represiva", señala la página Mapuexpress.cl, es una cortina para encubrir lo que denominan como "golpe de estado constitucional contra los pueblos indígenas y sus derechos" [16].

Una nueva generación

En este nuevo ciclo de luchas ha comenzado a terciar una nueva generación que, como señala el diario La Segunda, "se arma de títulos universitarios para defender la causa indígena" [17] Sólo en la ciudad sureña de Temuco hay cuatro hogares autogestionados con 220 estudiantes. Suelen cursar preferentemente antropología, derecho y periodismo, durante sus carreras redescubren la historia mapuche, entre otras cosas que la llamada "Pacificación de la Araucanía", llevada adelante por la República a fines del siglo XIX, fue una guerra de exterminio contra su pueblo.

De la mano de esta generación aparecen nuevos temas y conceptos: la lucha por recuperar la tierra es para re-construir el territorio mapuche, o sea la "nación"; defienden la autonomía, tanto de los partidos políticos, como a escala general, del Estado chileno; apuestan no sólo a mantener viva la cultura y la identidad, sino a reconstruirse como pueblo usando herramientas como el derecho ancestral. Es una generación urbana, y aunque el movimiento sigue teniendo un fuerte componente rural, las organizaciones citadinas crecen y se vinculan con los demás movimientos sociales.

Han construido una amplia red de medios digitales, radiofónicos y de prensa, algunos de mapuche en el exterior, y han tejido alianzas con organizaciones de la sociedad civil como la ONG Observatorio Ciudadano y muchas otras. Sus demandas son cada vez más políticas y las formulan en un nuevo lenguaje: "Restituir la territorialidad y autonomía de los pueblos indígenas de Chile, Desmilitarización del territorio, Retiro de las transnacionales, Respeto de los derechos humanos del pueblo mapuche" [18].

Muestran una auténtica devoción por los estudios históricos, como suele suceder con todos los pueblos que recuperan su dignidad. El lonko Juan Catrillanca, de la emblemática comunidad de Temucuicui de Ercilla, y dirigente de la Alianza Territorial Mapuche, aseguró que su organización seguirá ocupando predios privados para que el gobierno les siga traspasando tierras. La Alianza invoca el Tratado de Tapihue, firmado entre el Estado chileno y el pueblo mapuche en 1825, para respetar la frontera existente en ese momento y permitir el tránsito y el comercio entre los habitantes de Chile y Wallmapu (País Mapuche).

Sostienen que ese tratado fue violado en 1881 cuando Chile invadió militarmente la Araucanía. "Queremos recuperar seis millones de hectáreas. Mientras, seguiremos con las tomas y sólo nos defenderemos con nuestros wiños (bastón de madera) y boleadoras", dijo Catrillanca en agosto, durante la presentación de la Alianza [19]. Como señala el historiador Víctor Toledo Llancaqueo, se está pasando de "tierras en conflicto" a "territorios en conflicto". [20]

Notas
[1] Azkintuwe, 22 de octubre de 2009.

[2] Idem.

[3] Diario La Nación, Santiago, 26 de octubre de 2009.

[4] Observatorio Ciudadano, "Hechos de violencia imputables a Carabineros de Chile que han afectado a niños mapuche en la región de la Araucanía (2007-2009)", Temuco, octubre de 2009.

[5] Diario La Nación, 26 de octubre.

[6] Jorge Calbucura y Fabien Le Bonniec, "Territorio y territorialidad en contexto post-colonial", Ñuke Mapuföralget Working Papers No. 30, Chile, 2009.

[7] Idem.

[8] Idem, p. 20.

[9] Citado por Jorge Calbucura, p. 23.

[10] Idem, p. 117.

[11] Diario La Nación, 13 de octubre de 1009.

[12] Observatorio Ciudadano, ob. cit.

[13] Mapuexpress, 24 de octubre de 2009.

[14] Bartolomé Clavero, ob. cit.

[15] James Anaya, ob. cit.

[16] Mapuexpresss, 3 de noviembre de 2009.

[17] La Segunda, 1 de setiembre de 2009 en www.lasegunda.com.

[18] Convergencia de las Culturas, Santiago, 23 de octubre der 2009.

[19] Azkintuwe, 15 de agosto de 2009.

[20] Víctor Toledo Llancaqueo, ob. cit. p. 103. La tierra es un espacio físico para producir. El territorio es un espacio integral (físico, cultural, religioso, simbólico). Toledo lo define como "un continuo espacial, un territorio con sus aguas, sus especies y sus suelos cultivables, como también su derecho a participar de las decisiones que afecten a ese territorio. Un territorio imaginado que se superpone al espacio real de plantaciones y al espacio diseñado de los límites administrativos, y que constituye la identidad a reconstruir".

Cuba, te queremos

Manuel Cabieses Donoso
CubaDebate
Para mí los rasgos más importantes de la Revolución Cubana son la dignidad y su inagotable capacidad de solidarizar con el sufrimiento y las necesidades de otros pueblos.

Esa dignidad, fruto del coraje y patriotismo del pueblo y de sus dirigentes, se ha demostrado en forma serena y resuelta en cada una de las muchas circunstancias duras y riesgosas que le ha tocado enfrentar en su primer medio siglo.

Por otra parte, la solidaridad generosa e incondicional de Cuba con otros pueblos es, quizás, el fruto más hermoso de una revolución que ha puesto el acento en la transformación ética de la sociedad. Es muy difícil encontrar a otro pueblo que sea capaz, como el cubano, de renunciar a su propio pan para aliviar el hambre y la necesidad de sus hermanos en lejanas tierras. Tiene mucho que ver con el hombre nuevo que ha ido formándose en Cuba.

Los chilenos tenemos el deber, que no siempre hemos cumplido, de dar testimonio de gratitud por esa solidaridad. Cuba nos entregó todo sin pedir nada, sin esperar retribución o agradecimiento alguno. Por eso nuestra deuda es tan grande.

Miles de chilenos encontramos refugio en la isla durante la dictadura militar que martirizó a nuestra patria. Pero aún antes la solidaridad cubana estuvo presente, cuando la tenaza norteamericana convirtió en realidad la amenaza de Nixon de “hacer chillar” la economía del proyecto socialista de Salvador Allende.

La solidaridad que Cuba entregó a Chile es imposible de medir en términos materiales. Porque tuvo un significado moral muy importante. Se trató de aquella solidaridad que se entrega a costa del propio sacrificio. Era la mano tendida de un pueblo capaz de entregar hasta su vida en defensa de la libertad y los derechos de la nación chilena. Los cargamentos de azúcar llegaron cuando el país sufría el boicot del Imperio y el cobre, el sueldo de Chile, como lo llamó Allende, era embargado en los puertos europeos. Se pretendía asfixiar la economía para provocar la ingobernabilidad que necesitaba el golpe militar.

Pero además, después del golpe de 1973, vino la enorme solidaridad con los perseguidos por la dictadura.

No fuimos los únicos a los que Cuba brindó refugio en esa época tenebrosa de América Latina. Estaban también las familias argentinas, uruguayas, bolivianas, peruanas, nicaragüenses, salvadoreñas, haitianas, colombianas, hondureñas, que huían del terror, la prisión y la muerte en sus países. Eramos miles de latinoamericanos refugiados en la isla mientras Cuba enfrentaba los rigores del bloqueo norteamericano. Pero también estaban los becados africanos que se preparaban como profesores, médicos e ingenieros. Y los niños de Chernobyl recuperándose de las horribles quemaduras del accidente nuclear. Y los heridos y mutilados angoleños, sudafricanos y congoleños rehabilitándose en hospitales y sanatorios cubanos. Los camaradas de Giap, los compañeros de Mandela, los herederos de Lumumba, los seguidores del Che de todas partes del mundo.

Los chilenos, pues, no éramos los únicos, ni siquiera los más numerosos. Sin embargo, en la isla nos hacían sentir que no había nada más importante que la resistencia en Chile. Los actos y mítines, las reuniones en centros de trabajo, escuelas, universidades y Comités de Defensa de la Revolución, CDR, se sucedían a diario. Lo que ocurría en nuestro país lo conocía la población a través de charlas y de la información en la prensa, radio y televisión. Ser chileno era casi un privilegio que nos hacía sentir rodeados de amistad y cariño, jamás solos o abandonados a nuestra suerte.

Los nombres de nuestros héroes y mártires los adoptaron las organizaciones del pueblo cubano. Abundaban los Comités de Defensa de la Revolución Salvador Allende, Miguel Enríquez, Augusto Olivares, Carlos Lorca, Arnoldo Camú, Víctor Jara, Marta Ugarte, Víctor Díaz, Juan Alsina, Augusto Carmona. Sus rostros y biografías, poemas y recortes de periódicos estaban en los murales de los CDR y centros de trabajo.

Una avenida importante de La Habana recibió el nombre de Salvador Allende y lo mismo calles y parques en otras ciudades de la isla. Los hospitales Salvador Allende y Miguel Enríquez atendían, y atienden, a sectores populosos de La Habana. Numerosas escuelas, cooperativas y brigadas de trabajo llevan nombres de héroes chilenos que todavía son casi desconocidos en su patria. Se hacían homenajes, se escribía y se hablaba de ellos He visto, por ejemplo, a un grupo de teatro de hijos de trabajadores del Hospital Miguel Enríquez representar la vida de ese revolucionario chileno con una sinceridad que hizo llorar a los padres de Miguel, presentes en ese acto.

Mi familia y yo vivíamos en el corazón del exilio chileno, al este de La Habana. Exactamente en el departamento N° 11, tercer piso del edificio D-2, Zona 7 de Alamar. Eran dos bloques de departamentos de cinco pisos cada uno que fueron entregados completamente equipados a familias chilenas, entre ellas varias mujeres solas con sus hijos. A la vuelta de la esquina estaban los uruguayos y más allá los argentinos y bolivianos. Los edificios de Alamar, que empezaba a ser una ciudad satélite de La Habana, los construyeron brigadas de trabajo voluntario de cubanos que carecían de viviendas. Sin embargo, fueron ellos los que resolvieron, en asambleas, entregar varios edificios a los exiliados que buscábamos refugio en Cuba. El nuestro fue inaugurado por Laura Allende, la hermana del presidente heroico, que tiempo después se quitaría la vida, enferma de cáncer y desesperada por la prohibición de l a dictadura que le impedía ir a morir en Chile.

Alamar fue nuestro pequeño mundo mientras permanecimos en la isla. Ayudados por los vecinos cubanos, en su mayoría obreros, recuperamos la confianza en nosotros mismos. Su amistad y aliento nos hizo reencontrar la esperanza. Su alegría nos permitió salir de la amargura de la derrota. Los cubanos nos enseñaron el valor de las cosas sencillas. Nos regocijábamos con ellos por cada nueva victoria sobre el bloqueo norteamericano. Compartimos su vida de cada día, hicimos guardia en el CDR, trabajo voluntario limpiando escombros y basuras, cuidando jardines, preocupándonos por ahorrar agua y electricidad. Recolectamos potes de vidrio de uso infinito. Mantuvimos limpias las escaleras del edificio, hicimos cola en la bodega y nos encargamos de las compras de los más ancianos. Acompañamos a nuestros enfermos en el hospital y nos turnamos para llevar a los niños a la beca.

La sociedad cubana nos reeducó, aprendimos a compartir.

En la escuela “Solidaridad con Chile”, en Miramar, estaban becados los niños de nuestra comunidad. Muchos eran hijos de chilenos asesinados, o que estaban en las cárceles de la dictadura o que luchaban en la clandestinidad. Los niños permanecían en la beca de lunes a viernes, recibían alimentación, ropa, útiles escolares y atención médica, como cualquier hijo de cubano. Los chilenitos también fueron “pioneros por el comunismo” y juraron ser como el Che. Solemnes y erguidos, junto con sus compañeros cubanos formaban cada mañana luciendo las pañoletas rojas que acreditaban su condición de pioneros de la revolución.

Nunca como en Cuba he visto niños más hermosos, tan bien plantados y fuertes. Caritas limpias llenas de sol, extrovertidos y con una alegría que parece no consumirse nunca. Se adivina en ellos a los futuros maestros, soldados y obreros de una patria libre.

Los muchachos mayores, entre ellos mis hijos, fueron a la universidad y al trabajo en el campo, a la cosecha del tabaco, los cítricos y el café. Se convirtieron en médicos, ingenieros, economistas y científicos. Aunque regresaron a Chile hace años algunos no han perdido el acento cubano ni las costumbres y gustos que aprendieron en la isla. Es divertido hoy oírlos cuando se reúnen y gozan recordando esa etapa de sus vidas.

Cada mañana en la guagua 215, el autobús Alamar-La Habana, nos encontrábamos con vecinos del exilio, cada uno a lo suyo. Mario Benedetti a Casa de las Américas, yo a tareas de apoyo a la resistencia o camino a alguna reunión en el comité chileno que funcionaba en el Vedado. A veces intercambiábamos un guiño de complicidad con jóvenes chilenos que vestían el uniforme verde olivo de las Fuerzas Armadas Revolucionarias. Eran los futuros combatientes internacionalistas en Nicaragua y El Salvador. Muchos alcanzaron también su objetivo de retornar clandestinamente a Chile para combatir por la libertad de su patria. Eran jóvenes por cuyas venas corría sangre de héroes, sencillos y claros como los del Moncada. Algunos cayeron combatiendo o asesinados en la tortura, leales a la formación revolucionaria que recibieron en la isla. Entre ellos Mario Amigo Carrillo, un joven proletario de Coronel, un pueblo de mineros en el sur de Chile. Mario, convertido por la clandestinidad en obrero de una empresa forestal, murió en Los Angeles destrozado por un bomba. Fue el padre de dos de mis nietos, Javier y Fernando.

Cuba nos dio todo lo que pedíamos para luchar contra la tiranía. Ayudó por igual a los que creíamos legítimo y necesario empuñar las armas como a los que optaron por la lucha política. Cuba jamás pretendió decirnos lo que teníamos que hacer. Su ayuda fue siempre incondicional y respetuosa de las diferencias ideológicas. Lo que hicimos, mal o bien, lo hicimos por iniciativa propia, pensando que cumplíamos nuestro deber de patriotas y de revolucionarios.

La solidaridad cubana compartió nuestro dolor y se hizo parte de nuestra esperanza. Seríamos unos mal nacidos si no retribuyéramos hoy con nuestra propia solidaridad aquella que nos brindó Cuba.

Por eso nos sentimos parte del pueblo cubano y admiramos su valor, su espíritu revolucionario y su internacionalismo.

Queremos a Cuba y respetamos ese heroísmo que causa asombro en el mundo al desafiar a pie firme las agresiones armadas, el sabotaje y las penurias de un bloqueo inhumano condenado por casi todas las naciones del mundo, excepto el propio verdugo y un par de cómplices a sueldo.

La Revolución Cubana nos enseñó que nada importante se obtiene sin luchar, que sólo luchando se puede ser libre y que sólo hombres libres pueden sentirse hermanos.

Cuba nos mostró la dimensión humana de la acción política y con su revolución aprendimos a descubrir la grandeza en lo más humilde y pequeño.

Por eso queremos a Cuba y le declaramos nuestro amor a viva voz.

Nos preguntamos qué pasará con la Revolución Cubana en los próximos cincuenta años. No somos pitonisos pero hay hechos que permiten aproximarse al futuro. Cuba ya no está sola en América Latina. Venezuela, Bolivia, Ecuador, Nicaragua, Paraguay, Argentina y Brasil se abren camino al socialismo o a sistemas de mayor justicia social. La humanidad no tiene otra variable de supervivencia que no sea el socialismo.

En medio siglo más Cuba será la más antigua y respetada de las repúblicas socialistas de América Latina y el Caribe.

Entonces se habrá cumplido el sueño liberador de Fidel.

(Tomado de Casa de las Américas)

Michelle Bachelet: ni progresismo ni socialista

por Pablo Varas (Piensa Chile)
DOMINGO, 08 DE NOVIEMBRE DE 2009
“Si yo alguna vez hubiera pensado que hay que hacer un cambio a la Constitución, habría mandado un proyecto de ley que hubiera entrado en vigor desde el próximo gobierno en adelante…”
Michell Bachelet. Presidenta de Chile

Esta afirmación llena de asombro y espanto, demuestra la indiferencia de los que llegan a ser presidentes del país, ellos que son los encargados de administrar el sistema político y económico chileno, que se heredó de la dictadura, y que tiene sus referentes en la OMC. FMI, y el Banco Mundial. Lo expresado por la presidenta Bachelet constituye un violento atropello a la voluntad popular, a esa inmensa mayoría que sostiene que un país así como está, no es posible.

Es muy respetable lo que la presidenta piense, ella es la autoridad. Eso no es lo que se pone en duda ni se cuestiona, lo que desborda lo entendible, es que ella está en ese lugar porque el pueblo la eligió para que asuma la más alta magistratura, y ese pueblo no ha sido nunca consultado, NUNCA. Se vive en un país con una Constitución que emanó de un régimen ilegalmente iniciado, con la conocida secuela de dolor, tortura, muerte y exilio; a menos que la doctora Bachelet no cuestione el asalto a La Moneda, ni el quiebre institucional como una cosa grave.

Chile es según los publicistas del sistema y la Concertación, un ejemplo a seguir, por su estabilidad y progreso, pero en realidad las contradicciones internas son dramáticas. Hay miles de chilenos viviendo en la marginalidad más absoluta. Problemas estructurales en la educación y los recursos energéticos que hipotecan el futuro, en el sentido literal del concepto. Un sistema de pensiones que le asegura al empresariado, millones de beneficios y que está agotado. Una visión de país de los concertacionista, que tiene que ver más con el acomodo de sus orgánicas partidarias, y el bienestar personal, que con hacer las transformaciones sociales que son impostergables.

En las elecciones presidenciales cuando salió elegida la actual presidenta Bachelet, (1) se le escuchó decir que terminaría con la exclusión política, haría esfuerzos para generar las condiciones necesarias para elaborar una nueva Constitución. Nada de aquello sucedió. El país se encuentra en el mismo engranaje limitado y estrecho dejado por las Fuerzas Armadas.

Luego del ejercicio presidencial de algunos elegidos post dictadura, hemos sostenido siempre, que a la Concertación no le interesa cambiar el sistema constitucional porque así se lo exigieron los militares, y es económicamente rentable a la clase dominante, a los sectores que siempre han mandado en Chile, los sostenedores de la centro derecha en el gobierno, porque con ellos fue sin duda la negociación.

Si no hubiera existido un acuerdo entre las FFAA y la Concertación, se habría avanzado en la urgente necesidad de dotarnos de un nuevo modelo que hubiera posibilitado el ejercicio democrático de todos, un país sin excluidos. El que Chile se encuentre viviendo en idénticas formas legales, igual que durante la dictadura, hacen irrefutable que hubo acuerdos y pactos “no escritos” entre ellos, como lo dijo Eduardo Frei, por lo tanto debemos asegurar ante la evidencia que dejan los hechos, que la traición, la mentira, ha sido la tónica de este bloque que no puede seguir conduciendo Chile, de manera tan fácil y regalada. De los acuerdos, eso se sabrá en algún momento…, en política suele pasar el tiempo, pero en los anaqueles de la historia están esas verdades.

Lo expresado por la presidenta, legitimando la actual Constitución significa mantener a miles como excluidos; decir que no necesita cambios, es un golpe duro para todos aquellos que lucharon contra la dictadura, los que entregaron sus gestos y voluntades para terminar con la larga noche del oscurantismo militar. Las movilizaciones y la lucha de aquellos años llevaban implícito el devolver un país, a su normalidad institucional y a un estado de derecho.

Y no habrá cuarta urna en las elecciones, y será así porque aquello alteraría el acuerdo Concertación/FFAA.

Claro que después de estas elecciones Chile no volverá a ser el mismo. La izquierda construirá nuevos referentes, nuevos interlocutores al estar los actuales ya agotados, y cautivos del modelo y del sistema. Los movimientos sociales deben avanzar, y el ejemplo de la calle en estos días, será una constante.

Para miles de chilenos exigir una ASAMBLEA CONSTITUYENTE es indispensable. No se aparcarán nuestras demandas pasadas las elecciones. Eso deja constancia del poco interés por el país, y los que en el habitan por parte de la Concertación.

Nota: Se recomienda leer el diario La Nación algunos días antes el 15 de enero del 2006

De blokkade tegen Cuba

"Onze problemen worden ad infinitum vermenigvuldigd door de blokkadepolitiek, door de permanente vijandigheid ... "Als je over de bilaterale grenzen gaat en het uitbreidt tot de wereld, dan is de druk zodat er niet wordt gehandeld met mijn land, zodat er geen kredieten worden verleend aan mijn land, niet die van een embargo maar het is die van een blokkade met alle consequenties van dien en dat is wat er plaats vindt sinds 1962 "...

Deze 28 oktober, is opnieuw aan de Algemene Vergadering van de VN-veiligheidsraad de stemming voorgelegd over een motie van verwerping van de blokkade van de de Verenigde Staten tegen Cuba.

Uitkijkend naar deze stemming hebben wij gesproken met de Cubaanse ambassadeur in Nederland, de heer Oscar de los Reyes. Een onderhoudende dialoog, het levert een beeld van de ervaring, de druk en de inspanningen waaraan dit broederland is onderworpen tegenover deze onmenselijke blokkade.

De ambassadeur begon met ons te vertellen, ... "Ik zou vanaf het begin willen zeggen, er is geen enkel aspect van het Cubaanse leven dat niet wordt beïnvloed door de blokkade: in de ochtend, middag, 's avonds. De blokkade is niet een zinsnede, het is een grimmige realiteit waaronder mijn land lijdt sinds 1962. Op politiek niveau, in het begin, probeerden ze te verstikken wat ze niet op een andere manier niet gelukt is in de eerste jaren van de revolutie, het beletten van de ontwikkeling van Cuba, het beletten van het welzijn van Cuba, en het beletten van de banden van Cuba met de rest van de wereld.
Het land isoleren, gecombineerd met een extreem hard beleid,op het financiële en economische terrein met andere aderlatingen van de Cubaanse samenleving zoals de nauwelijks in de rest van de wereld bekende wet van het Cuban Adjustment Act. Een wet die van kracht is sinds 1966. Gericht op het aantrekken van illegale immigratie Cuba naar de VS ... "

De rust en overtuiging om dat wat niet te rechtvaardigen is te beschrijven, heeft ons aangetoond dat de oorspronkelijke bedoeling van deze willekeurige maatregel van de Verenigde Staten, was om een einde te maken aan een volk dat wist hoe zij de geschiedenis in eigen handen wist te nemen, dat de staat die afhankelijk van het bedrijfsleven was vernietigde, een staat die verbonden was met het Amerikaanse imperium dat dit soort zaken niet vergeeft die tot doel hebben dit terug te dringen met een blokkade, intimidatie, interferentie met soevereine onafhankelijke politiek die niet alleen door Cuba wordt opgeeist, maar door al onze volkeren in Latijns-Amerika.

De vernietiging van die Staat die een schandelijk beleid tegen het Cubaanse volk voerde, was de triomf van de revolutie en maakte zo een proces mogelijk dat garant staat voor de waardigheid, rechtvaardigheid, democratie en menselijke ontwikkeling in samenhang met de omgeving. Deze revolutie, blijft na 50 jaar, een voorbeeld voor de wereld.

Cuba, dat wordt ondersteund door haar triomfantelijke revolutie, heeft geleden, meer dan meer dan 40 jaar lang, onder deze onmenselijke economische blokkade van het machtigste land in de wereld en het heeft Cuba miljoenen doen verliezen, zowel in materiële als in personele zin.

Deze economische blokkade is een aanslag op alle terreinen van het dagelijks leven van het Cubaanse volk.
Zo beschrijft De Los Reyes: "... Cuba, met enorme toegenomen problemen, zonder twijfel door de gevolgen van de blokkade, met onze eigen beperkingen, met onze eigen tekortkomingen, in combinatie met de omstandigheden van het beleg door de belangrijkste weeldmacht, hier zijn wij, hier staan wij, wij zoeken voortdurend naar oplossingen voor de problemen.

Het zou naïef zijn te zeggen dat wij vrij zijn van fouten, onvolkomenheden, maar de eersten die daarvan bewust zijn, zijn wij zelf, de Cubanen. Wij pretenderen niemand te belazeren door te zeggen dat al onze problemen door de blokkade komen. Neen Neen ! Onze problemen vermenigvuldigen zich ad infinitum door die blokkadepolitiek, die permanente vijandigheid, die immense moeilijkheid om datgene aan te schaffen, uit te wisselen, in te voeren in het land datgene wat niet wordt verschaft, dat wat naar particuliere broekzakken gaat, dat wat niet naar particuliere winsten gaat, maar dat wat naar het volk gaat in de programma’s voor gezondheidszorg, onderwijs, nationale opbouw”...

Diverse Noord-Amerikaanse regeringen hebben getracht, op alle manieren, om zich te mengen in de Cubaanse maatschappij. Niets heeft die sterke relatie die het georganiseerde volk heeft met de revolutionaire regering aangetast. Alle inspanningen van de verschillende regeringen van de VS zijn mislukt. Zelfs de terroristische acties ondernomen door Orlando Bosch en zovele anderen konden de nationale eenheid niet destabiliseren.

Hoe is de kracht van het Cubaanse volk en zijn regering te begrijpen ?
De ambassadeur signaleert ons : ...“Om je op de kortste manier die tevens minutieus en precies is te kunnen beantwoorden : dit is het resultaat van een werkelijke revolutie die, op zijn minst, twee specificieke zaken had : de buitengewone capaciteit van de volksmobilisatie omtrent een idee, van een beweging, een wens tot nationale terugvordering, van herbevestiging van onafhankelijkheid dat het ontluiken was van een proces dat veel eerder begon dan in 1959.

De tweede en onlosmakelijke realiteit is het bestaan van een leider met de capaciteiten, sterkte, en vitaliteit als die van Fidel Castro. Of je het nu leuk vindt of niet, de Cubaanse revolutie heeft een naam, en dat is Fidel Castro Ruiz. 


Niet alleen door zijn buitengewone kwaliteiten maar door de oneindige capaciteiten om de kern te zijn van een pleiade van revolutionairen, die gevormd zijn door, vrucht zijn van, zich bewezen hebben vanaf de eerste actie van 26 juli met de aanval op het Moncada Kwartier, in 1953, die in de gevangenis hebben gezeten, die verbannen zijn geweest, die gevormd zijn door een leger, een guerilla leger, door twee jaren van strijd in de bergen door de invariabele lijn van de leiding van de revolutie naar de bevrijdende en antimperialistische nationale doelen van de Cubaanse revolutie.

Wij zouden over heel veel andere redenen kunnen praten hoe dit tot de vorming leidde niet van tien, maar van één partij, de herleving van een zogeheten Communistische partij van Cuba om aan het hoofd te staan van de voorhoede van het Cubaanse revolutionaire project, zich daar te centreren en te leiden.
De zeer zware beproevingen waar het Cubaanse proces doorheen is gegaan, door het enorme geluk dat het leven van onze leider bewaard is gebleven ondanks de ontelbare plannen om hem te vernietigen, te doden, publiekelijk en notoir te vermoorden.

Dit alles leidt tot één ding, de eenheid van het Cubaanse volk, van de overgrote meerderheid, niet de totaliteit, nooit zijn er totaliteiten.

De overgrote meerderheid van het Cubaanse volk die in de historische richting van Fidel, van zijn opvolgers van hen die zich bewezen hebben in de strijd, het natuurlijke recht dat leidde tot dat proces, een proces dat in 50 jaar geen enkel moment van rust of vrede heeft gehad.

Een volk dat hier staat, dat in de conditie was om de zwaarste omstandigheden het hoofd te bieden, inclusief de totale gewapende confrontatie, dat ondanks deze problemen altijd oplossingen zoekt, altijd zoekt hoe het vooruit kan komen, zoekt hoe het tot de verbeelding kan spreken van de jongere generaties die dergelijke beproevingen niet hebben doorstaan, zij doorstonden andere beproevingen.

Zij hebben slechts ontberingen leren kennen, slechts de verdwijning van het socialistische kamp, slechts de Speciale Periode, slechts de zwarte jaren van 93 en 94, de « apagones » (plotselinge uitval van electriciteit)… dat is onze geschiedenis, dat is onze verantwoordelijkheid, dit is ons commitment.

Het bekend maken, in de allereerste plaats aan onze generaties van jongeren en tegelijkertijd het te laten weten bij de vrienden die ons vergezeld hebben en waarvan wij hopen dat zij solidair met ons blijven, dat zij ons blijven begrijpen, blijven steunen, hun onvolprezen waarde laten blijken. Dat is wat ik kan zeggen »
In deze huidige periode, met de komst van president Obama, hebben veel mensen verwachtingen gehad, inclusief voor Cuba en de blokkade waar het eiland aan onderworpen is. Desalniettemin, in deze korte regeringsperiode van Obama wordt er al met desillusie gekeken.

De Cubaanse ambassadeur legt als volgt uit : « met president Barack Obama, en enkele cosmetische maatregelen die zijn regering heeft genomen, die in geen enkel opzicht een herziening van de blokkadepolitiek inhouden, maar simpelweg de eliminatie van de presidentiele maatregelen van zijn voorganger zijn, waar geen enkele raadpleging met het Congres voor nodig was, en niet een diepere actie van politieke herziening voorstellen.

Veel mensen, in vele landen, hebben hierin een verandering van de politiek gezien. Zo moet het niet worden gezien, en daarom is er het gesprek, de presentatie van dit thema door onze cancelier (Bruno Eduardo Rodríguez Parilla) voor de algemene vergadering van de Verenigde Naties, het is volstrekt duidelijk, hij heeft de verandering werkelijk gepresenteerd in de reisbeperkingen aan de Cubaanse Amerikanen die in de Verenigde Staten wonen die familieleden in Cuba hebben en een bescheiden vrijheid van de hoeveelheid geld die ze kunnen meenemen en uitgeven in Cuba, slechts zij die levende familieleden hebben in Cuba…. 


Het moet, zonder twijfel, gezien worden als een stap in de goede richting maar vergeleken met de structuur, met het minutieuze pad, van de zo inflexibele blokkade, is het slechts een bries tegenover een orkaan van druk. Druk die ook de geallieerden van de VS raakt.

Druk, in de praktijk afpersing door de VS van zijn geallieerden en die zich uit en goed gedocumenteerd is in het rapport dat Cuba jaarlijks presenteert aan de secretaris generaal van de VN en die met lijsten wordt onderbouwd met détails van voorbeelden van de druk die wordt uitgeoefend om te voorkomen dat bedrijven, entiteiten, fabrieken, produktie van welke aard dan ook commercele banden aangaan met mijn land."

Tegenover deze werkelijkheid, hier in Nederland, kan de Bolivariaanse Kring niet onverschillig staan bij deze imperialistische houding, die samen met zijn geallieerden een dwangpolitiek handhaaft door het vergroten van de desinformatie middels de burgerlijke pers.

In deze zin, voegt Oscar de Los Reyes toe : «  het is een realiteit die moet worden gezien en wij moeten op de eerste plaats de Cubanen en op de tweede plaats, de vrienden die geinteresseerd zijn, en die hun solidariteit tonen met Cuba, deze realiteit bekend maken, om te verduidelijken dat de politiek van economische, financiele en politieke afscheiding niet is opgeheven noch is veranderd…de maatregelen die tot nu toe genomen zijn hebben een doel in de verkiezing van de Amerikaanse regering, beloften zijn gedaan naar een leefgemeenschap gelocaliseerd in twee staten , in het zuiden in Florida en in de staat New Jersey door het gewicht dat de Cubaans Amerikaanse stem in zijn gemeenschap heeft dat bovendien niet naar president Obama ging maar dat traditiegetrouw republikeins is en zal zijn »

Zoals wij weten, de blokkade raakt ieder land dat op directe of indirecte wijze een commerciele relatie heeft met Cuba en als landen of bedrijven het risico nemen om handel te gaan drijven zullen zij geconfronteerd worden met juridische processen en met sancties met grote boetes. Zoals laatst met het Nederlandse bedrijf Phillips.

Zonder twijfel, wijzen de landen die het ALBA vormen de blokkade af. Cuba is lid van dit pact en de Cubaanse ambassadeur zet ons hierover uiteen : «  Het ALBA is een voorstel, een project met een eigen economische stevigheid dat niet afhangt van de toestemming van Washington, om zijn beeld van uitwisseling en onderlinge verbinding tussen de landen voort te zetten die zelfstandig hebben besloten om te integreren.

Het idee van het ALBA is de aanvulling van elkaar, is ruimtes zoeken waarin de Latijns Amerikaanse landen al groeiend nieuwe en betere niveaus van uitwisseling zouden kunnen bereiken in termen die niet noodzakelijkerwijs die van de markten zijn, maar die van de aanvulling zijn, zonder twijfel in een project geinspireerd door een totaal andere visie van wat de uitwisseling tussen de landen zou moeten zijn, vooral tussen de broederlanden zoals die van Latijns Amerika."

Zoals wij in het begin zeiden, deze komende 28 oktober, zal er een stemming worden gehouden over de motie van Cuba tegen de blokkade van de VS, voor de achttiende keer. Ambassadeur De Los Reyes zegt dat … " de steun voor de resolutie tegen de blokkade groeit en is groter dan die destijds tegen de politiek van de Apartheid van Zuid Afrika was.

In de laatste jaren heeft Cuba 185 stemmen van de totaliteit van landen die lid zijn van de VN. En voor de achtiende keer zijn wij ervan overtuigd dat wij een overweldigende steun zullen krijgen, het is precies de mislukking van de isoleerpolitiek tegen Cuba die bevestigd wordt. En dat in ieder geval degenen die zich geisoleerd zien juist de VS zijn in een totaal mislukte politiek die afgewezen wordt in diverse toonaarden door zijn dichtstbijzijnde geallieerden "


Vanaf Nederland hopen wij, en hier bestaat geen twijfel over, dat dit jaar, opnieuw de overgrote meerderheid van de landen de onmiddelijke beeindiging zullen steunen van die irrationele blokkade opgelegd door de Verenigde Staten, tegen het soevereine volk van Cuba. Onze bijdrage van internationale solidariteit met de regering en het Cubaanse volk zal nog sterker zijn, als wij op jullie steun kunnen rekenen. Wij nodigen jullie uit om alert te blijven en deel te nemen in deze solidariteit met dit broedervolk.